De Raad van State heeft het kabinet geadviseerd om het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 drastisch aan te passen. In een reactie aan de Tweede Kamer geeft het kabinet aan dat het de voorgestelde wet toch als beste optie ziet. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2025 in te dienen bij de Tweede Kamer. Waarom?
Noodzaak voor een nieuw stelsel
Het kabinet blijft voorstander van de overgang naar een stelsel op basis van werkelijk rendement. Er is een grote maatschappelijke en politieke wens om in box 3 het werkelijke rendement te belasten. Alle denkbare opties hebben naast voordelen ook nadelen, op het vlak van juridische houdbaarheid, maatschappelijk draagvlak, budgettaire gevolgen, effecten op de economie, uitvoeringsgevolgen en doenvermogen. Bij de keuze voor het nieuwe stelsel is steeds sprake van een uitruil tussen deze verschillende invalshoeken. Voor box 3 is nu het moment aangebroken waarbij een keuze moet worden gemaakt tussen imperfecte alternatieven.
Complexiteit
Een toename van complexiteit is inherent aan het introduceren van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Er wordt immers afgestapt van een zeer eenvoudig forfaitair stelsel en een stelsel op basis van de complexe werkelijkheid komt daarvoor in de plaats.
Alternatieve denkrichtingen
De Raad van State doet een aantal suggesties voor alternatieve denkrichtingen voor het box 3-stelsel. De Raad van State weegt de genoemde alternatieven in het advies niet aan de hand van de verschillende invalshoeken zoals uitvoerbaarheid, doenvermogen, budgettaire gevolgen, effecten op de economie en juridische houdbaarheid maar adviseert het kabinet om deze weging nogmaals te maken. De genoemde alternatieven zijn ook in het lange traject dat heeft geleid tot het nu voorliggende wetsvoorstel aan de orde geweest en gewogen. Deze opties hebben eveneens allen belangrijke nadelen. Hieronder zijn per denkrichting de belangrijkste bezwaren opgenomen.
Alternatief 1) Forfaitaire heffing met tegenbewijsregeling
Door de arresten van de Hoge Raad van juni 2024 is in feite een tegenbewijsregeling geïntroduceerd in box 3, tot er een nieuw stelsel wordt ingevoerd. Een forfaitair stelsel met een tegenbewijsregeling kent echter nadelen. De uitwerking van een forfaitair stelsel met tegenbewijs staat haaks op het beginsel in de inkomstenbelasting om te heffen naar draagkracht. Er is sprake van een onevenwichtig systeem. Als een belastingplichtige in een jaar een hoog werkelijk rendement heeft wordt belasting geheven op basis van het forfaitaire rendement. In jaren met een laag werkelijk rendement wordt aangesloten bij het lagere werkelijke rendement. Niet alle inkomens- en vermogensgroepen profiteren evenveel van het voordeel van tegenbewijs. De mate waarin van bovenstaande asymmetrie gebruik gemaakt kan worden, hangt af van de mate waarin het werkelijke rendement fluctueert rondom een gemiddelde. Dit is veel meer het geval voor beleggers dan voor spaarders. Belastingplichtigen met hogere vermogens hebben over het algemeen meer beleggingen en kunnen dus meer profiteren van de mogelijkheid om tegenbewijs te bieden. Dit systeem is daarmee vooral voordelig voor belastingplichtigen met de hoogste vermogens. Bij de tegenbewijsregeling zoals deze is geïntroduceerd door de Hoge Raad zorgen deze effecten voor een budgettaire derving voor de overheid van jaarlijks circa € 2,4 miljard, afhankelijk van de behaalde rendementen. Deze derving is voornamelijk afkomstig van belastingplichtigen met hoge vermogens binnen box 3. Om gebruik te maken van de tegenbewijsregeling moet het werkelijke rendement worden bepaald. Daardoor kent de regeling een vergelijkbare complexiteit als een stelsel op basis van werkelijk rendement. Daar komt bij dat bij de tegenbewijsregeling deze gegevens nog niet vooraf ingevuld kunnen worden. Een mitigerende factor is dat belastingplichtigen bij een tegenbewijsregeling niet verplicht zijn om het werkelijke rendement op te geven; zij kunnen voor de box 3-heffing de forfaitaire regeling aanhouden.
Alternatief 2) Volledige vermogenswinstbelasting
De Raad van State adviseert een volledige vermogenswinstbelasting als denkrichting, omdat ook in box 1 en box 2 een vermogenswinstbelasting wordt toegepast en het internationaal bezien een herkenbaar systeem is. Een vermogenswinstbelasting voor box 3 is door het kabinet onderzocht. Ook een vermogenswinstbelasting is een vorm van een belasting op werkelijk rendement. In de Wet werkelijk rendement box 3 is gekozen voor een hybride variant, waarbij voor onroerende zaken en aandelen in start-ups spraken is van een vermogenswinstbelasting.
Een volledige vermogenswinstbelasting kent echter diverse nadelen, zoals de prikkel tot fiscale planning om belastingheffing uit te stellen, economische verstoringen, forse negatieve budgettaire gevolgen in de eerste jaren, complexiteit voor burgers en ingrijpende gevolgen voor de uitvoering door de Belastingdienst.
Bij een vermogenswinstbelasting hoeft pas over de waardeontwikkeling belasting te worden betaald bij (veelal) de verkoop van een vermogensbestanddeel. Omdat belastingplichtigen in de regel zelf bepalen wanneer ze een vermogensbestanddeel verkopen, kan dit in belangrijke mate economisch verstorend werken. Een vermogenswinstbelasting geeft een prikkel om winsten uit te stellen. Op de lange termijn zullen een vermogensaanwasbelasting en een vermogenswinstbelasting – los van gedragseffecten – budgettair gezien tot dezelfde opbrengst leiden.
Op korte termijn kan het verschil echter groot zijn. Dit komt doordat alleen de waardestijging vanaf invoering van het nieuwe stelsel kan worden belast. Bij een vermogenswinstbelasting wordt de structurele opbrengst pas bereikt als alle bezittingen na invoering van het stelsel een keer zijn verkocht. Als in het jaar van invoering van een vermogenswinstbelasting de belastingopbrengst enkele miljarden euro’s lager is dan het structurele niveau en het structurele niveau min of meer lineair na meer dan tien jaar bereikt wordt, bedraagt de cumulatieve derving meer dan € 10 miljard. De derving is afhankelijk van de gekozen parameters, zoals het tarief, het heffingsvrij inkomen of heffingsvrij vermogen, etc. Deze budgettaire derving zal, conform de begrotingsregels, gedekt moeten worden en komt dan bij een bredere groep belastingplichtigen terecht.
Bij een vermogenswinstbelasting zal de belastingplichtige bij de verkoop van bezittingen de historische aankoopwaarde moeten aanleveren of – indien de aankoop plaatsvond voor de invoering van het nieuwe stelsel – de waarde van het vermogensbestanddeel bij invoering van het nieuwe stelsel. Daarnaast moeten over een langere periode investeringen bijgehouden worden die hebben geleid tot een waardestijging van de bezitting. Dit geldt ook bij de verkoop van aandelen en obligaties. Dat zal veel van het doenvermogen van belastingplichtigen vragen. Alleen voor belastingplichtigen met uitsluitend spaargeld en eventueel schulden zou de aangifte jaarlijks volledig vooraf ingevuld kunnen worden. Als de Belastingdienst de historische aankoopwaarde vooraf moet kunnen invullen, heeft dat heel veel extra impact op de systemen van de Belastingdienst.
Alternatief 3) Vermogensbelasting
De Raad van State stelt dat binnen box 3 de benodigde budgettaire opbrengst in de weg zit van een eenvoudiger oplossing. In dat kader noemt hij een brede vermogensbelasting als denkrichting om een aanvullende opbrengst te genereren. Een vermogensbelasting belast niet het inkomen uit vermogen, maar het vermogen zelf. In zoverre is een vermogensbelasting geen alternatief voor de heffing in box 3. De Raad van State omschrijft daarom een denkrichting waarbij een brede vermogensbelasting zou gelden naast de inkomstenbelasting.
Een brede vermogensbelasting belast niet alleen het box 3-vermogen, maar ook vermogen uit box 1 en box 2. Het vermogen in box 1 bestaat uit de eigen woning, ondernemingsvermogen, pensioen en lijfrentes. In box 2 gaat het om de aanmerkelijk belangen. Een brede vermogensbelasting over vermogensbestanddelen zou een ingrijpende wijziging zijn voor burgers en Belastingdienst en is niet op korte of middellange termijn te realiseren. Daarmee is een vermogensbelasting geen oplossing voor de budgettaire problemen, die wel op korte termijn al spelen.
Bij een vermogensbelasting bestaat, net zoals bij een belasting over forfaitaire rendementen, het risico dat de geheven belasting hoger is dan het werkelijke inkomen. De Landsadvocaat heeft in een advies uit 2022 geconcludeerd dat wanneer de vermogensbelasting niet kan worden betaald uit de inkomsten uit het vermogen, deze belasting de proportionaliteitstoets mogelijk niet kan doorstaan omdat er dan sprake is van ongeoorloofde schending van het eigendomsrecht. De inschatting van de Landsadvocaat is dat een vermogensbelasting minder snel zal leiden tot een schending van het eigendomsrecht naarmate het tarief van de vermogensbelasting lager is en een eventuele vrijstelling hoger. Ook bij een laag tarief en een hoge vrijstelling kan in individuele gevallen een schending van het eigendomsrecht nog steeds mogelijk zijn. Om te voorkomen dat een vermogensbelasting leidt tot een nieuwe inbreuk op het eigendomsrecht is een zogenoemde anticumulatiebepaling nodig. Bij een anticumulatiebepaling wordt de vermogensbelasting verminderd afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de belastingplichtige. Een anticumulatieregeling lijkt in de praktijk veel op een tegenbewijsregeling, omdat de belastingplichtige zowel voor een anticumulatiebepaling als voor een tegenbewijsregeling zijn werkelijke rendement moet berekenen. Dit voegt complexiteit toe aan een vermogensbelasting.
Tot slot
Veel van de risico’s die de Raad van State noemt, zijn al eerder geconstateerd door de Belastingdienst en ook gewogen in het uitwerken van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. Er zal zo goed mogelijk gekeken worden hoe deze risico’s kunnen worden gemitigeerd. De genoemde alternatieven, en andere in het verleden overwogen richtingen, bieden geen betere balans in de verschillende, onvermijdelijke dilemma’s.
Tip: Wilt u hierover meer lezen? Inmiddels heeft het kabinet ook antwoord gegeven op 86 Kamervragen over de stand van zaken rond het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3.
—
Bron: accountantsportal.nl
Nog meer tips?
Hoe succesvol kun je zijn als kantoor? Ons succes wordt bepaald door het succes van onze klanten. Daarom zijn we als team elke dag bezig om hen te helpen. Met kennis, ervaring, ideeën en systemen, zoals onze app, de beste boekhoudapp van Nederland. En als onze klanten succesvol zijn, zijn wij het ook. Successen maak je met elkaar en successen deel je met elkaar. Ook met u. Dus overweegt u succesvol te worden? We helpen u graag verder. Ook u verdient het beste.